Ski methodiek

Welkom bij de uitleg van de opbouw van de trainingen van skischool Swing. Al onze lessen/ trainingen worden gegeven door Oostenrijks gediplomeerde leraren. Wij volgen ook het Oostenrijkse leerplan, wat wij vervolgens weer toepassen op de baan. Wij nemen u hierbij mee in de stapsgewijze uitleg van de skitechnieken. U kunt op ieder skiniveau kunt u instappen, waardoor u altijd training krijgt op het niveau dat bij u past. Voor beginners is dat op niveau 1 of 2 en voor gevorderden is dat vanaf niveau 3. Via deze uitgebreide uitleg willen wij u inzicht geven in hoe wij werken.

Skischool Swing methodiek niveau 1

Gewennen aan de baan

  • Uitleg van het materiaal.
  • Uitleg basishouding. Midden positie – voor positie – achter positie.
  • Wennen aan de baan.

Allereerst uitleg van het materiaal: hoe doe ik een ski aan/uit? is er een linker of een recht ski, etc..

Daarna uitleg van de basishouding: hoe sta ik op mijn ski’s? Er is een achter positie, dat betekent achter in de schoenen hangen. Dat is een veel voorkomende fout bij zowel beginners als bij gevorderden. Alle druk is op de achterkant van de ski waardoor de punten van de ski’s omhoog komen of over elkaar gaan. De ski’s zijn daardoor onbestuurbaar, waardoor er veel te veel snelheid optreed.

Het tegenover gestelde hiervan is een voorpositie, wat betekent: hangen tegen de voorkant van de schoen. Je staat op je tenen waardoor het enkel gewricht niet kan buigen en daardoor is er geen balans.

De goede positie is de midden positie: staan op de hele voet, waarbij het enkel gewricht, het knie gewricht en het heup gewricht gebogen zijn. Waardoor de ski over zijn gehele lengte belast wordt. Je staat in een bewegingsbereide positie, iedere beweging kan daardoor gemaakt worden. Zowel voor-achter, links-rechts en van boven-beneden (verticaal). De basishouding blijft een terugkomend thema bij zowel de hogere als de lagere technieken.

Glijden

Doel van de techniek: balans op beide benen. Op de binnenkant van de ski leren glijden, belangrijk voor de zijwaartse balans.

Aanleren op een vlakke helling, dus niet te veel snelheid creëren. Veel voorkomende fouten bij het ploeg glijden zijn:

  • Achter in de schoen hangen (achter positie).
  • Voor in de schoen hangen (voor positie).
  • Geen rompspanning; dus bukken.
  • Skiën met gestrekte benen (angst).

Glijden

Demonstratie

Ploeg remmen

Doel van de techniek: snelheid onder controle houden of stilstaan.

Hierbij is het gewicht verdeeld over beide benen, het lichaamszwaartepunt zit tussen de ski’s in. Staan in de goede basishouding. Achterkanten van de ski’s worden naar buiten gedraaid.

Te gebruiken bij: in en uitstappen van de lift, stilstaan, langzame snelheid gecontroleerd remmen.

Veel voorkomende fouten bij ploeg remmen zijn:

  • Achter in de schoen hangen, waardoor de voorkanten van de ski’s over elkaar komen.
  • Geen rompspanning; dus bukken, waardoor er geen balans is.
  • Skiën met gestrekte benen.
  • 1 been balasten, in plaats van beide.

Illustratie

Demonstratie

Ploeg draaien

Doel van de techniek: door middel van richtingsveranderingen snelheid onder controle houden.

Toe te passen op een vlakke helling, omdat dan de snelheid niet te hoog wordt. Niet geschikt voor middel steile/ steile hellingen.

Een bocht is altijd rond, je hebt een instuurfase (blauw), de vallijn (groen) en een uitstuurfase (rood). Skiën is versnellen en dan vertragen en niet vertragen en dan versnellen. Je komt in de vallijn in een neutrale fase waarbij je tijd hebt om je buitenski te balasten. Waarbij je weer rond uit kunt sturen en snelheid verminderd zodat je weer goed uitkomt voor je volgende bocht.

Bij de rode lijn krijgt de skiër elke bocht meer snelheid (haakse bochten). Bij de groene lijn houdt de skiër de snelheid onder controle (ronde bochten).

Veel voorkomende fouten bij ploeg draaien zijn:

  • Meedraaien met het bovenlichaam, waardoor de buitenski niet meer belast wordt.
  • Geen goede basishouding.
  • Geen rompspanning (bukken).
  • Voeten te ver uit elkaar, waardoor het gewicht niet overgebracht kan worden naar de buitenski.

Skischool Swing methodiek niveau 2

Uitleg ski positie ten opzichte van de helling: BELANGRIJK!

Doel: altijd staan op de buitenski en vanuit daar uit controle houden. Het staan op berg zijdige kanten (parallel).

Uitleg ski positie op de helling is belangrijk omdat aan de hand van deze punten altijd gewicht is op de buitenski. De skipositie kan alleen toegepast worden als de basishouding goed is.

Uitleg ski positie ten opzichte van de helling:

  • Staan in de middenpositie: bewegingsbereid in alle richtingen. Dit houdt in staan op de hele voet en buigen in enkel, knie en heupgewricht.
  • Gewicht op buitenski.
  • Bovenlichaam past zich aan de hellingshoek aan.
  • Assenparallelliteit= alles aan de dalkant laag en alles aan de dalkant achter.
  • Armen licht gebogen, ellebogen voor het lichaam.

Veel voorkomende fouten bij ski positie ten opzichte van de helling:

  • Niet staan in de middenpositie doordat het enkel gewricht niet gebogen is.
  • Te veel gewicht op binnenski door rotatie.
  • Verdraaiing van het bovenlichaam (teveel tegen draaien).
  • Assenparallelliteit niet maken vanuit de enkel en heup maar vanuit het kniegewricht (X-benen).
  • Armen te laag (geen balans).

Illustratie

Wat is de juiste ski positie ten opzichte van de helling?

Ploeg sturen (ploeg insturen, parallel uitsturen).

Doel: deze techniek is het begin van parallel skiën. Insturen vanuit ploeg waardoor er minder snelheid nodig is dan bij parallel skiën. Uitsturen in parallel.

Ploeg sturen is een makkelijke manier om op lage snelheid parallel te komen. Het insturen van de bocht gebeurd vanuit een ploegstelling en het uitsturen van de bocht in parallel. Deze techniek is geschikt voor vlakke tot middel steile hellingen met gematigde snelheid.

Veel voorkomende fouten bij ploeg sturen:

  • Gewicht op binnenski.
  • Het niet kunnen meedraaien van de binnenski na de vallijn.
  • Timing: binnenski te vroeg mee willen draaien, nog geen balans op de buitenski.
  • Remmen.
  • Teveel meedraaien van het bovenlichaam.

Demonstratie

Skischool Swing methodiek niveau 3

Parallel skiën lange bochten

Doel: snelheid controle op steilere hellingen.

Deze techniek wordt toegepast op middel steile hellingen. Waarbij de snelheid niet te groot wordt.

Parallel skiën lange bochten kan alleen geskied worden met iets meer snelheid, omdat het insturen van de bocht gebeurd met 2 ski’s. Deze techniek is moeilijker omdat je van een grove techniek naar een fijnere techniek gaat. Balans buitenski is hierbij moeilijker.

  • Het doel hiervan is gelijktijdig omkanten, draaien en sturen van de ski’s, waarbij meer snelheid nodig is.
  • Richtingsveranderingen in parallel skivoering op middelsteile pistes.
  • Gelijkmatig en gelijkzijdig in- en uitsturen van beide ski’s.

Veel voorkomende fouten bij parallel skiën lange bochten:

[/fusion_text]
[/fusion_text]

[/fusion_text]Instuurfase:

  • Gewicht verplaatsen tijdens de hoogbeweging, waardoor je met het je gewicht tussen de ski’s in terechtkomt.
  • Geen enkel geven.
  • Niet rond insturen.
  • Rotatie.

Vallijn:

  • Te vroeg de buitenski balasten.
  • Voeten te dicht bij elkaar.
  • Niet vouwen in de heupen.
  • Te snel draaien van de ski’s.

Uitstuurfase:

  • Te snel inzakken, geen balans kunnen houden.
  • Geen scheenbeendruk.
  • Niet ver genoeg doorsturen.
  • Te snel draaien van de ski’s.
[/fusion_text]

Stok inzet

Doel: balans houden op de dalski. Ritme aanhouden waarbij de bochten gelijk zijn.

De stokinzet wordt alleen toegepast bij parallel skiën, zowel bij de korte als lange bochten.

De stokinzet wordt vaak alleen maar gebruikt bij het prikken naar de lift. Maar ook tijdens het skiën heeft de stok een belangrijke functie. Naast dat de stok een hulpmiddel is om balans te houden op je buitenski, helpt de stokinzet ook om de bochten aan elkaar te breien tot een ritme. Belangrijk is dat de stokinzet niet wordt gemaakt vanuit de hele arm maar alleen vanuit het polsgewricht. De positie van je arm blijft gelijk en vanuit het polsgewricht wordt de achterkant van de stok naar voren gebracht totdat hij verticaal is.

  • Uitleg stokinzet.
  • Hulp bij balans, ontlasten en draaien van de ski’s en ritme.

Veel voorkomende fouten bij de stokinzet:

  • Verkeerde timing.
  • Stok niet ver genoeg naar voren inprikken.
  • Te veel beweging uit de armen.
  • Instabiel bovenlichaam.
  • Stok te ver naar voren brengen.
  • Stok zijwaarts naar voren brengen ipv verticaal.

Juiste stokinzet:

Fout – Stokinzet vanuit de arm:

Fout – Stokinzet vanuit de hand

Parallel skiën korte bochten met stokinzet

Doel: dichterbij de vallijn skiën. Skiën met meer tempo.

Deze techniek kan worden toegepast op middel steile tot steile hellingen.

  • Ritmisch aan elkaar breien van korte bochten in parallel.
  • Stokinzet is hierbij een hulp voor het krijgen van het juiste ritme.
  • Tempocontrole is het resultaat.

Veel voorkomende fouten bij parallel skiën korte bochten met stokinzet.

  • Ritme van de stokinzet.
  • Timing van het in-en uitsturen van de bocht.
  • Rotatie.
  • Bovenlichaam draait mee.

Dynamisch skiën lange bochten

Doel: snelheid onder controle houden op steilere hellingen. Waarbij dynamisch bewegen belangrijk is. Voor de sportieve skiër geschikt.

Deze techniek wordt toegepast op middel steile tot steile hellingen. Door stuurdruk treedt er meer snelheid op bij de kantenwissel.

  • Insturen vanuit een voor-inwaartsbeweging op de kanten, sportief uitsturen waarbij stuurdruk optreedt.

Veel voorkomende fouten bij dynamisch skiën lange bochten.

Instuurfase:

  • Te weinig enkel geven.
  • Tijdens de hoog beweging niet op de buitenski blijven staan.
  • Tijdens de hoog beweging zijwaarts afzetten ipv opwaarts.
  • Niet parallel insturen.

Vallijn:

  • Te vroeg buitenski balasten.
  • Geen enkel houden.
  • Niet naar beneden skiën.
  • Rotatie.
  • Binnenski sneller draaien dan buitenski.

Uitstuurfase:

  • Niet in blijven kanten van de buitenski.
  • Teveel opkanten van de binnen- of buitenski.
  • Teveel naar binnen hangen.
  • Rotatie van het bovenlichaam.
  • Geen balans op de buitenski.
  • Te snel draaien buitenski.
  • Te kort uitsturen buitenski, waardoor er te veel snelheid optreedt na de val lijn.

Dynamisch skiën korte bochten

Doel: dichter bij de vallijn op hoog tempo korte bochten skiën. Met een snelle kantenwissel.

Deze techniek wordt toegepast op een steile helling.

  • Hoog tempo korte bochten, dichtbij de vallijn. Insturen vanuit een voor-inwaartsbeweging op de kanten, dynamisch uitsturen waarbij er stuurdruk optreedt.
  • Remmende bochten met kort kantmoment voor steile hellingen.

Veel voorkomende fouten bij dynamisch skiën korte bochten.

  • Ongecontroleerd skiën (te veel snelheid).
  • Onrustig bovenlichaam.
  • Te veel gewicht op binnenski.
  • Te weinig kanthoek van de buitenski.
  • Te veel kanthoek van de binnenski.
  • Verkeerd ritme van de verticaal beweging.
  • Geen stokinzet.
  • Achter in de schoen hangen.
  • Te vroeg belasten van de buitenski.
  • Rotatie.
  • Tegenrotatie.

Skischool Swing methodiek niveau 4

Carven lange bochten

Ook het carven begint weer met het aannemen van een dynamisch uitgevoerde basishouding. Met de juiste basishouding en voldoende scheendruk kun je bochten maken waarmee de ski’s gekanteld door de sneeuw snijden, zonder weg te glijden. De ronde bochten brei je met een korte stokinzet en snelle kantenwissel aaneen.

Het grote verschil tussen carven skiën en dynamisch lange bochten is dat er tijdens het carven geen hoog beweging wordt gemaakt.

  • Gesneden bochten op een hoog tempo.

Veel voorkomende fouten bij carven lange bochten:

  • Te smalle skivoering.
  • Naar binnen hangen van het bovenlichaam.
  • Sturen vanuit rotatie.
  • Binnenski draait sneller dan de buitenski.
  • Te trage kantenwissel.

In onderstaande video demonstreert onze instructrice Marit het carven van lange bochten.